Hoewel het einde van de coronacrisis nog niet in zicht is, kunnen we na de eerste grote golf wél besluiten dat onze lokale besturen een enorm belangrijke rol hebben gespeeld. In de strijd tegen het virus waren het de burgemeesters, schepenen, raadsleden en ambtenaren die in de vuurlinie stonden. Maanden lang zijn ze in de weer geweest om de lokale economie en het socio-culturele weefsel levendig te houden. Elke dag waren zij op zoek naar oplossingen voor praktische problemen: van horecazaken die een groter terras zochten tot de opvang van kinderen die niet naar school konden en de verdeling van mondmaskers.
De inspanningen van die lokale besturen zijn in de coronacrisis vaak ondergesneeuwd geraakt. Heel onterecht. Terwijl in elke TV-studio werd gepraat over het virus, werkten lokale besturen aan doordachte maatregelen en ontwikkelden ze verschillende nieuwe initiatieven om de economie te herlanceren, om verenigingen een extra duwtje in de rug te geven en kwetsbare doelgroepen te ondersteunen.
Vertrouwen in lokale besturen
Omdat het niet kan? Zeker niet, want lokale besturen werden wél betrokken op Vlaams niveau. Zo gaf Vlaams minister van jeugd, Benjamin Dalle, de jeugdverenigingen en de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten (VVSG) wekenlang vertrouwen en praatte in alle discretie over de draaiboeken en de logistieke middelen voor onze zomerkampen, speelpleinwerking en ander jeugdwerk. Het resultaat was een succes en voor onze jeugd zal de zomer dat ook zijn.
De VVSG was ook van meet af aan betrokken in een taskforce Welzijn en was er ook onmiddellijk overleg met minister Hilde Crevits over de opstart van de lokale economie. Samen met minister Somers en het Agentschap Binnenlands Bestuur dachten zij na over inspirerende relancemaatregelen en goten die in een handreiking.
Dat vertrouwen kregen de lokale besturen niet van de nationale Veiligheidsraad. Experten en virologen kregen vaak het woord in media en beleidskamers. Steden en gemeenten kregen dat niet. Dat laatste is problematisch.
In crisissituaties is het evident dat in eerste instantie een top-down leiderschap wordt uitgeoefend, maar naderhand moeten lokale bestuurders op de eerste lijn staan om mee beslissingen te nemen. Ze kennen de kneepjes van het vak en de complexiteit op het terrein. Het terugkoppelen van voorbereidende verslagen van de Veiligheidsraad naar de VVSG of haar Brusselse of Waalse tegenhanger mag geen probleem vormen.
Ondertussen is er een grote frustratie bij heel wat burgemeesters en schepenen. En die is terecht. Doordat zij of hun belangenorganisatie niet betrokken waren bij de besluitvorming, zijn zij vaak als laatste op de hoogte. Ze hebben vaak maar enkele uren om maatregelen te implementeren en na enkele minuten moeten ze reeds de eerste telefoons met vragen van burgers beantwoorden. Dit moet beter.
De lokale motor van de relance
De coronacrisis is nog niet voorbij maar we moeten al vooruitblikken naar de relance of een eventuele tweede golf. Het moet het moment zijn waar burgemeesters en ministers naast elkaar staan. Federale en Vlaamse relancemaatregelen zullen gepaard gaan met lokale initiatieven of vertalingen. Het gezond verstand en de realiteitstoets vanuit de steden en gemeenten zullen een meerwaarde vormen voor de sociale en economische relancemaatregelen. Onze lokale mandatarissen verdienen daarbij een plaats op de eerste rij in de cockpit.
Brecht Warnez (CD&V) en Jeremie Vaneeckhout (Groen) – Vlaamse parlementsleden
André Van De Vyver (Groen) en Francis Benoit (CD&V) – burgemeesters Zwijndrecht en Kuurne